In de financiële verhouding met het Rijk was 2020 al aangekondigd als een memorabel jaar. Na meer dan 20 jaar wordt de wijze waarop de middelen uit het gemeentefonds worden verdeeld ingrijpend herzien. In 1997 was de laatste grote herziening met de vaststelling van de nieuwe Financiële Verhoudingswet. Sindsdien is veel veranderd, met de decentralisatie van taken in het sociaal domein als meest in het oog springend.
Een belangrijk onderdeel van de herziening van de financiële verhoudingen is de herijking van het gemeentefonds. De jaarlijkse bijdrage aan gemeenten via dit fonds bedraagt zo’n € 30 miljard en wordt vanaf 2022 anders verdeeld, transparanter, eenvoudiger en objectiever.
Het onderzoek ter voorbereiding van de herijking bestaat uit twee delen: de verdeelmodellen in het sociaal domein en de overige onderdelen van het gemeentefonds.
Verdeelmodellen sociaal domein
Een deel van het gemeentefonds is bestemd voor de taken van gemeenten in het sociaal domein. Dit geld moet beter verdeeld worden. Sommige gemeenten krijgen nu minder geld dan ze nodig hebben. Via de verdeelmodellen in het sociaal domein in het gemeentefonds is zo’n € 16 miljard beschikbaar. De herijking richt zich op een herverdeling, niet op de omvang van de middelen. Hierdoor zal de herijking voor sommige gemeenten positief uitpakken, terwijl andere gemeenten minder middelen krijgen toebedeeld.
Verdeelmodel overige onderdelen gemeentefonds
Ook de verdeling van de overige onderdelen van het gemeentefonds wordt bekeken. Dit komt onder meer doordat gemeenten onderling steeds meer verschillen in inkomsten, investeringen, samenwerking e.d.
In eerste opzet zouden de uitkomsten bekend worden gemaakt in de Meicirculaire 2020. Een verdere verdieping van het onderzoek blijkt nodig. Alles is nu gericht op publicatie in de Decembercirculaire 2020. Over de effecten voor Ede is nog niets te zeggen.
Bevriezing accres
Met de coronacrisis doet zich een tweede memorabel feit voor. We moeten terug naar de bankencrisis in 2008 voor een dergelijk ingrijpende gebeurtenis in de financiële verhouding. Toen moest de rijksoverheid vergaande maatregelen treffen om de situatie op de financiële markten het hoofd te kunnen bieden. De toen optredende omvangrijke mutaties in zowel rijksuitgaven als -inkomsten zouden via de trap-op-trap-af systematiek tot ongewenste en onbedoelde gevolgen leiden voor het gemeentefonds. Vervolgens zijn afspraken gemaakt om de groei (= het accres) van het gemeentefonds voor een aantal jaren te bevriezen.
Nu, ruim 10 jaar later, doet zich een vergelijkbare situatie voor met bijna onvoorstelbare mutaties in zowel uitgaven als inkomsten. In overleg met het Rijk is besloten tot een bevriezing van het accres voor de jaren 2020 en 2021.
Wat betekent het dat het accres wordt bevroren?
De ontwikkeling van de omvang van het gemeentefonds van jaar op jaar wordt bepaald door de normering gemeentefonds. Deze normering berust op een bestuurlijke afspraak tussen het kabinet enerzijds en de VNG en het IPO anderzijds. Hiervoor geldt vanaf 1995 de zogenaamde trap-op-trap-af systematiek. De ontwikkeling van het fonds is gekoppeld aan de rijksuitgaven. Geeft het Rijk meer uit, dan groeit het gemeentefonds evenredig mee, maar ook andersom als gemeenten delen we ook in de daling van de rijksuitgaven. In deze systematiek is geen sprake van een beleidsmatige koppeling, maar vooral van een financieel technische. Met deze koppeling krijgen gemeenten met de algemene uitkering dezelfde correctie voor prijsstijgingen als geldt voor de rijksuitgaven.
Onderdeel van de afspraken rond de normering is dat bij opmerkelijke uitkomsten kan worden ingegrepen.
Dit doet zich nu voor.
Met het bevriezen van het accres wordt het accres vastgeklikt op een bepaalde stand. Dit is te vergelijken met bijvoorbeeld het vastzetten van het tarief voor gas en licht: een daling of stijging van de tarieven is niet meer van invloed op het maandelijks te betalen bedrag.
Met het Rijk is afgesproken om het accres voor twee jaren te bevriezen, te weten 2020 en 2021. Bewust is gekozen voor deze periode aangezien dit nog valt binnen de huidige kabinetsperiode. Met een volgend kabinet kunnen vervolgens weer nieuwe afspraken gemaakt worden.
In het bevroren accres is rekening gehouden met de door het Centraal Planbureau in maart opgestelde ramingen voor prijsontwikkeling. Zoals gezegd kan de daadwerkelijke ontwikkeling hiervan afwijken.
Een aandachtspunt is de wijze waarop het accres na de bevriezing weer wordt gestart/berekend. Bij de vorige bevriezing waren hier geen afspraken over en leidde dit tot een onverwachte tegenvaller. Nu wordt hier wel enigszins rekening mee gehouden: in samenspraak met Rijk, gemeenten en provincies worden diverse varianten voor de ontwikkeling van het accres ingaande 2022 uitgewerkt.
Tevens zijn afspraken gemaakt om alle corona gerelateerde rijksuitgaven en -inkomsten ook na 2021 buiten de normering te houden. Dit is van belang omdat dit zonder deze afspraak leidt tot een lager accres. Het Rijk verleent nu namelijk veel leningen aan allerlei bedrijven om deze periode te overleven; die leningen ontvangt het Rijk de komende jaren terug, en tellen dan mee als niet-belastinginkomsten. Niet-belastinginkomsten maken deel uit van de trap-op-trap-af systematiek. Ter vergelijking: ook de bankencrisis gerelateerde rijksinkomsten tellen niet mee voor het accres.
De meicirculaire was bij het opstellen van de barometer nog niet doorgerekend. Om die reden leggen wij u voorafgaand aan de raadsbehandeling een memo voor met de effecten meicirculaire. Mochten de uitkomsten aanleiding zijn om de bandbreedte van de bezuinigingen aan te passen, dan nemen we dit eveneens op in de memo.